gladde iep of veldiep

De gladde iep verkiest vrij droge tot vochtige, voedselrijke bodems van zandleem tot klei; zure gronden worden slecht verdragen. Tijdelijke overstromingen worden getolereerd. Hij groeit heel vaak in houtkanten.

Licht

halfschaduw



Habitus

Boom, soms tot 30 meter hoog; wordt echter vaak als struik of wortelopslag aangetroffen



Blad

Verspreid; enkelvoudig; elliptisch tot eirond; top toegespitst; dubbelgezaagde bladrand en een opvallend scheve bladvoet; bovenzijde kaal of licht behaard, soms een beetje ruw; onderzijde met opliggende nerven, kaal of alleen langs de nerven en in de nerfoksels behaard



Bloeiwijze

Voor de bladontluiking: maart-april; kort gesteeld; klein en onopvallend; in dichte bundels; met paarse helmknoppen



Vruchten

Gevleugeld nootje; vleugel ovaal tot omgekeerd eirond en ingesneden tot aan het nootje; kaal; noot ligt niet centraal in de vleugel



Gevoeligheden

Goed bestand tegen wind, rook, stof en gassen, kan aangeplant worden in windsingels of bermbeplantingen; gevoelig voor de iepenziekte



Cultuurhistorie

Iepen waren samen met de essen het belangrijkste hout voor de wagenmaker; gewaterd iepenhout kan ook prima dienen als constructiehout voor trappen, parket, voor meubels en als onderdorpel voor deurkozijnen; iepenhout wordt traditioneel gebruikt voor het maken van doodskisten; het tophout van iepen wordt gebruikt in de borstelindustrie; oude timmerlui bevelen aan iepen te vellen op 31 december en 1 januari omdat de bomen dan het meest in rust zijn; het loof werd als veevoer voor de winter gebruikt



Andere kenmerken

Iepenhout is sterk, vrij duurzaam en vertoont fijne lijntjes die zeer decoratief zijn; het wordt gebruikt voor meubels, fineer, binnenschrijnwerk en kleine huishoudartikelen; snelle jeugdgroei; goed afbreekbaar strooisel; minder geschikt als bandhout omdat slechts relatief kleine delen gebruikt kunnen worden, maar vooral omdat het moeilijk te kloven is; kan ook als knotboom beheerd worden