kraakwilg

Kraakwilg is een klimaatvage boomsoort, die van nature langs vochtige oevers, ontwaterde beekdalen en in meanderende rivierdalen voorkomt. De soort groeit op bijna alle gronden, maar bij voorkeur op niet zure, vochtige en humusrijke lemige zand-, leem- en kleigronden. Incidentele overstromingen vormen geen bezwaar, maar de soort is slecht bestand tegen stagnerende, hoge grondwaterstanden.

Licht

lichtminnend



Habitus

Struik of boom, zelden meer dan 20 meter hoog met open, brede kroon; vaak meerstammig en met kromme stam; takken bijna horizontaal staand of overhangend



Blad

Lancetvormig; top lang toegespitst; rand fijn gezaagd tot ruw getand; bovenzijde glanzend en kaal tot vrijwel kaal, onderzijde blauwgroen berijpt; steunbladen half-hartvormig; voet wigvormig; aan de top van de bladsteel één paar klieren



Bloeiwijze

Met de bladontluiking: april-mei
Langgesteelde katjes; mannelijke bloemen geel, vrouwelijke aanvankelijk groen



Vruchten

Vruchtkatjes met pluizig zaad



Gevoeligheden

Weinig gevoelig voor windworp door het brede wortelstelsel; minder gevoelig voor watermerkziekte dan schietwilg



Cultuurhistorie

Wilgen zijn vooral voor vlechtwerk benut voor manden, wanden van vlechtwerkhuizen, oeververstevigingen, stoelen en wiegen; wilgen om te vlechten werden niet in het wild geoogst, maar gekweekt; aangeplant wilgenhakhout worden ook grienden genoemd



Andere kenmerken

Kan beheerd worden als knotwilg; brede beworteling en dus zeer geschikt om oevers te stabiliseren