gewone vlier
Vlier groeit goed op elke voedselrijke bodem en is tolerant voor bijna alle bodemcondities. Hij verkiest vochtige, humusrijke en leemhoudende bodems en is een indicator van stikstof- en fosforrijke plaatsen. Vaak op verstoorde en ruderale terreinen, aan bosranden, in struwelen, langs oevers en in hagen en houtkanten.
Licht
Schaduwverdragend – lichtminnend (verdraagt echter geen dichte overscherming); ontwikkeling, bloei en vruchtzetting best wanneer in volle zonlicht
Habitus
Boomachtige struik; soms een kleine boom met een kromme stam; 3-10 meter hoog; sterk vertakt met rechtopstaande of boogvormig afhangende takken
Blad
Kruisgewijs tegenoverstaand; samengesteld en oneven geveerd; eindblaadje langer dan zijblaadjes; deelblaadjes eirond tot elliptisch; lang toegespitst; gezaagd; onderzijde lichter dan bovenzijde en voornamelijk langs de nerven behaard; bladsteel aan bovenzijde gootvormig
Bloeiwijze
Bloeit in juni-juli
Geelwit en sterk aangenaam geurend; in eindstandige, rechtopstaande en langgesteelde vlakke tuilen
Vruchten
Blauwzwarte steenvrucht; bolvormig; vruchtstelen worden in de herfst felrood; eetbaar
Gevoeligheden
Deze struik verdraagt een hoog zoutgehalte
Cultuurhistorie
In de traditionele hakhout- en middelhoutbossen werd vlier geweerd, die economische gezien voor de bosbeheerder niet interessant was, en bovendien een lastpost die alleen maar ruimte innam. Hij werd ‘mortbois’ genoemd (dood hout) en mocht net als sprokkelhout op tal van plaatsen zonder bezwaar worden weggehaald. Vooral de bessen en bloemen van de gewone vlier behoorden tot de klassieke huis-, tuin- en keukenmiddelen. Daarom plantte men hem in zowat elke tuin, in het bijzonder bij bakhuizen, mogelijk een overblijfsel van een Germaanse traditie. Men meende lange tijd dat een vlier bescherming bood tegen blikseminslag en brand. Van de bessen kan siroop gemaakt worden die helpt bij verkoudheid en griep. Van de bloesems kan thee, limonade, jam en azijn gemaakt worden. De bladeren werden gebruikt voor het op geur brengen van bijenkorven: bij het vangen van een zwerm verhoogde de kans dat het volk in de nieuwe korf zou blijven.
Andere kenmerken
Groot uitstoelingsvermogen; vestigt zich vaak spontaan op geschikte groeiplaatsen; hoge bodemverbeterende waarde door snel afbreekbaar strooisel. Ideaal om als hakhout te beheren; op de bloemen komen heel wat insecten af; vogels zijn verzot op de bessen; met een aftreksel van vlierbessenbladeren kan een biologisch sproeimiddel tegen bladluizen gemaakt worden; ingespitte jonge vliertakjes zijn een uitstekend middel om woelratten te verdrijven. Dit komt door de geur die de takjes afgeven
- Labels:
- Geen labels