hazelaar

Hazelaar verkiest een vochthoudende, luchtige, kalkhoudende zandleem- en leembodem, maar groeit op de meeste gronden. Op zeer rijke, zware gronden en zeer arme gronden is de groei eerder slecht. Hij wordt voornamelijk aangetroffen langs bosranden en lichtrijke boswegen, maar ook in bredere houtkanten, in oude hagen, langs oeverwallen en zelfs op dijken van beken en rivieren.

Licht

lichtminnend/verdraagt redelijk schaduw



Habitus

Grote en breed uitstoelende struik; tot 6 meter hoog; zelden een kleine boom



Blad

Verspreid; enkelvoudig; dubbelgezaagde bladrand; bijna rond tot omgekeerd eirond; korte toegespitst; hartvormige voet; beide zijden behaard; klierharen op de onderzijde (vooral langs de nerven) en bladsteel



Bloeiwijze

Lang voor de bladeren: januari-maart
Mannelijke bloeiwijze: hangende katjes; gegroepeerd op een gemeenschappelijk steeltje in de bladoksels; reeds voor de winter gevormd
Vrouwelijke bloeiwijze: verborgen in kleine, meerbladige knopjes met dieprode stempels die als een kwastje naar buiten steken; in het centrale deel van de bloeiloten
 



Vruchten

Bruine noot; ovaal en hardschalig; omgeven voor een bekerachtig omhulsel, bestaande uit twee, diep ingesneden, schutblaadjes. Eetbaar. Draagt enkel vruchten op een voldoende lichtrijke standplaats.



Knoppen

Bruinrood; eivormig met afgeronde top; dakpansgewijs over elkaar liggende schubben



Twijgen

Bruin, met lange, stijve klierharen. Buigzaam



Schors

Glanzend grijsbruin; dun afschilferend in kleine gekrulde stroken



Cultuurhistorie

Door de buigzaamheid van de twijgen werd en wordt hazelaar nog steeds gebruikt voor het maken van vlechtwerkwanden. De struik is al heel lang in cultuur voor de vruchten, één van de voedzaamste die bij ons te vinden zijn.



Andere kenmerken

Kan omwille van zijn groot herstellingsvermogen als hakhout beheerd worden.