veldesdoorn

Veldesdoorn groeit op kalk- en leemhoudende matig vochtige grond. Hoe kalkrijker de grond, des te meer schaduw deze soort verdraagt. Ze houdt vooral van wat opener en lichtrijker bos met een goede natuurlijke drainage. Spaanse aak komt ook voor in bosranden, houtkanten en hagen. Ze groeit het best bij een hakhout- of middelhoutbeheer.

Licht

Halfschaduwplant



Habitus

3 tot 6 meter hoge struik; soms boom tot 25 meter die langzaam groeit en twee tot drie eeuwen oud kan worden. Koepelvormige kruin, bochtige stam en takken waarvan de uiteinden eerst buigen, daarna omhoog groeien



Blad

Tegenoverstaand; 3-5 lobbig, 4-7 cm lang lichtgroen; stompe bladslippen en scherpe insnijdingen; onderzijde behaard; bladsteel bevat melksap
Herfstkleur: geel
 



Bloeiwijze

Mei-juni; bloemen in trossen (10 bloemen), geelachtig groen; kort na of gelijk met de bladeren



Vruchten

Vleugels bijna in elkaars verlengde (ongeveer 180°); fijn behaard



Knoppen

Tegenoverstaand, 3 mm, onderste schubben bruin, bovenste groen met haren.



Twijgen

Fijn, geelgrijs tot geelbruin; oudere twijgen kunnen kurklijsten vertonen



Schors

Ruw; aanvankelijk glad, later gebarsten



Gevoeligheden

Geen last van schorsbrand; goede soort voor hakhoutbeheer dankzij zijn stoofopslag; resistent tegen luchtvervuiling; verdraagt geen zout, zink, zware metalen



Cultuurhistorie

Gebruik in hagen en houtkanten en als knotboom; hout op de knot werd gebruikt als stelen voor gereedschap en als brandhout (uitstekende kwaliteit); traditioneel gebruik als hoenderstok: de schors van de gebruikte tak valt niet af zodat de vogels warme poten en een goede houvast hebben, en bijgevolg niet van de stok glijden; loof werd gebruikt als veevoer in perioden van slechte oogst.



Andere kenmerken

Verdraagt goed snoei en is daardoor ook geschikt voor hagen; goede bodemverplegende soort voor onder- en nevenetage in bossen