zomerlinde

Zomerlinde houdt van niet te natte, vruchtbare (klakhoudende) leembodems. Het is een uitgesproken warmteminnende boomsoort die het liefst op zuidhellingen staat. Hij wordt vaak aangeplant als park- en laanboom.

Habitus

Boom tot 30 meter hoog met opwaarts groeiende takken en een smalle kroon



Blad

Verspreid, hartvormig, 7-12 cm lang; aan de onderzijde lichtgroen, zacht behaard en met witachtige haarbosjes in de nerfoksels; de dwarsnerven die de zijnerven onderling verbinden springen aan de bladonderzijde duidelijk uit en vormen een ladderpatroon; de steel is behaard



Bloeiwijze

Bloei in juni-juli – iets eerder dan de winterlinde (tot het 50ste levensjaar enkel aan de top, daarna vooral onderste helft van de kroon); bloemen geelachtig wit, in 2- tot 5-bloemige bijschermen met een 5-12 cm lang schutblad; de bloemen geven een zoete geur



Vruchten

Nootjes: bol- tot peervorig, 0,5-1 cm lang met 3-5 duidelijke ribben; zaden: 3 ribben



Gevoeligheden

Herkauwers eten graag de zaailingen van de zomerlinde; het blad is geliefd bij rupsen zoals die van de lindepijlstaart; het zaad heeft slechts een zwakke kiemkracht, behalve wanneer het tijdens de rijping werd verzameld in direct weer uitgezaaid werd; goed bestand tegen snoeien; verdraagt hakhoutbeheer en knotten



Cultuurhistorie

Linden waren vroeger vrij algemene bomen in bossen. In de prehistorie was de linde buitengewoon nuttig. Bijna alles van de boom werd gebruikt: het hout als brandhout en voor houtskool, de bast voor touwvezels en het loof als veevoer voor de winter. Vermoedelijk dienden de vruchten en bladeren ook als voedsel voor de mens. De achteruitgang van de linde is te wijten aan een samenspel van klimaatsverandering en menselijke factoren: ontbossing, bosbeweiding en houtkap voor veevoedering (bladloof), en voor bastvezelwinning. Daarna kon de beuk en de haagbeuk op veel plaatsen de open plekken bezetten en de linde nog verder verdringen.



Andere kenmerken

De zomerlinde zien we geregeld als dorpsboom, boerderijerfboom, bij kapellen en als vaste bewoner van landgoedbossen