rode kornoelje

Rode kornoelje komt zowel op droge als vochtige bodems voor, maar vereist lemige en voedselrijke gronden en een warm microklimaat. Hij verdraagt geen zure gronden. Hij kan aangeplant worden langs bosranden, in open struikgewas, in licht loofbos en ook in beekdalen op de betere bodems.

Licht

verdraagt schaduw



Habitus

Struik of boom tot 5 meter hoog



Blad

Kruisgewijs tegenoverstaand; gaafrandig, eivormig tot elliptisch met korte spitse top; zijnerven beginnen aan beide zijden van de hoofdnerf op gelijke hoogte en lopen min of meer parallel; spitse top; beide zijden behaard; herfstkleur roodbruin



Bloeiwijze

Na de bladontluiking: juni
Witte, kleine bloemen in eindstandige tuilen
 



Vruchten

Blauwzwarte, besachtige steenvruchten; niet eetbaar



Knoppen

Donker roodbruin; klein, smal en spits; aanliggend; overstaand; behaard



Twijgen

In de zon roodkleurend; behaard; op dwarsdoorsnede iets hoekig



Schors

Bruingrijs; vrij glad tot licht afschilferend



Wortels

Vormt worteluitlopers (kan gebruikt worden voor het vastleggen van grond op hellende terreinen)



Cultuurhistorie

Rode kornoelje kwam spontaan voor in hagen en de afgevallen herfstbladeren werden tot in de negentiende eeuw gebruikt als meststof voor de akkers. In de buurt van molens werd de soort vaker aangetroffen. Het hout werd gebruikt voor kleine molenonderdelen.



Andere kenmerken

Door het vormen van worteluitlopers is deze soort geschikt voor het vastleggen van grond op sterk hellende terreinen