hulst

Hulst is de enige inheemse wintergroene loofboom in onze streken. Hij heeft geen problemen met droge, zure en arme bodems, maar houdt niet van vochtige grond. Hulst groeit goed in bosranden, hagen en houtwallen. Hulststruwelen in bossen bieden dekking aan vele dieren en kunnen zo een waardevol alternatief zijn voor uitheemse soorten zoals rhododendron en laurierkers die wel eens om dezelfde redenen worden aangeplant.

Licht

verdraagt veel schaduw



Habitus

Struik of kleine boom, tot 10 meter hoog; de takken hangen door tot op de grond en vormen natuurlijke afleggers



Blad

Wintergroen, glanzend, leerachtig, elliptisch tot eirond, 3 tot 7 cm; doornachtig getand



Bloeiwijze

Kleine witte geurige bloemen in kluwens in de bladoksels, bloei in mei-juni; de hulst is tweehuizig



Vruchten

Bessen, meet 4 of 5 stenen, meestal rood bij rijpheid



Gevoeligheden

Hout niet van vochtige grond; verdraagt geen zout, zink en zware metalen; geliefd door het wild, vooral in de winter



Cultuurhistorie

Hulsthagen werden vroeger vaak als weerhagen tegen dieven en vijanden aangeplant; door het stekelige karakter is zo’n haag ook geschikt om dienst te doen als veekering



Andere kenmerken

Slecht afbrekend strooisel; onder hulst kan bijna niets groeien; vormt een prima heg en kan goed tegen snoeien; zeer populair als sierstruik, maar er zijn veel cultuurvariëteiten