wintereik

De wintereik groeit op basische of zure, soms droge en stenige bodems. Hij verdraagt iets meer schaduw dan de zomereik. Komt van nature niet voor in de Lage Kempen. Bij aanplant in de Kempen wordt autochtoon plantsoen ten zeerste aangeraden omwille van de aanwezigheid van nog vrij veel autochtone populaties.

Licht

Halfschaduw/halflicht.



Habitus

Boom tot 35 (45) meter hoog met smalle, dichte kroon; takken groeien op verschillende hoogten uit lange stam (zomereik heeft kortere stam en bredere kroon)



Blad

Enkelvoudig, gelobd, glanzend groen, tot 12 cm; afwisselend in 2 rijen op twijg; bladsteel langer dan 1 cm; jonge bladen hebben aan de onderzijde sterharen (vooral op de hoofdnerf), later verdwijnen die grotendeels; dorre bladeren blijven nog lang aan de boom hangen; bladeren zijn iets groter, harder en leerachtiger dan die van de zomereik



Bloeiwijze

Bloei in mei, pas op 30 tot 40 jarige leeftijd; mannelijke katjes; vrouwelijke bloemen alleen of in kleine, vrijwel ongesteelde kluwens in de bladoksels



Vruchten

En groepjes bijeen, zittend (of zeer kort gesteeld)



Gevoeligheden

Verdraagt geen zout, zink, zware metalen; minder goed bestand tegen overstromingen dan zomereik



Cultuurhistorie

Alles van de eik is te gebruiken; de boom is leverancier van timmerhout, brandhout, eikels als veevoer en gemalen schors als leerlooistof; eikels bevatten een grote hoeveelheid zetmeel en kunnen daarom als voedselbron dienen; het giftige tannine kan eruit verwijderd worden door ze te roosteren; zo werd er vroeger in tijden van armoede eikelkoffie gemaakt; werd vroeger vaak als hakhout beheerd



Andere kenmerken

Kan kruisen met zomereik; hout is vergelijkbaar met dat van zomereik; zijn excellente bosbouwkundige eigenschappen maken van hem een populaire boom bij bosaanleg; heel wat Europees eikenhout van de beste kwaliteit is afkomstig van wintereik; uitstekend brandhout; moeilijk verteerbaar strooisel



  • Labels:
  • Geen labels